WRM Bijscholing Rijprocedure in de praktijk
Korte cursusinhoud
- Het belang van de rijprocedure voor de rijinstructeur
- De voertuigbediening
- Verkeersinzicht
- De paraplufunctie van hoofdstuk 1 en 2
- Hoe bekijkt een CBR examinator de rijprocedure
- De toepassing
- Opdrachten over de onderdelen van hoofdstuk 3
- ADAS systemen in de rijprocedure
Geldigheid WRM bijscholing
Deze bijscholingscursus is geldig voor zowel WRM als RIS rijinstructeurs. De bijscholing duurt 1 dag en telt mee voor 2 dagdelen theoretische bijscholing.
WRM nummer bijscholingscursus
27
Prijs 115,-
- Inclusief rijprocedure B
- Inclusief schrijfblok en pen
- Inclusief certificaat van deelname
- Inclusief koffie/thee/water
- Inclusief lunch
- Vrijgesteld van BTW
- Gratis parkeren
- Exclusief IBKI bijdrage van € 25,50
Cursusinhoud
De rijprocedure is misschien wel het belangrijkste boekje voor een rijinstructeur tijdens de praktijkles. Indien een leerling op rijexamen gaat wordt deze immers beoordeeld aan de hand van de criteria, zoals deze in de rijprocedure omschreven staan. Een goede kennis van de rijprocedure zorgt er dus voor dat de examenkandidaten worden opgeleid volgens de in Nederland afgesproken normen. Daarnaast vergemakkelijkt deze kennis het leerproces van je leerling en bevordert het een professionele verstandhouding met de CBR examinatoren.
Elke kundige rijinstructeur weet hoe hij een goede rijles moet verzorgen, maar wat staat er nu precies in de rijprocedure vermeld? En wat doet een CBR examinator nu exact met de rijprocedure?
Op deze vragen proberen we antwoord te geven in deze bijscholingscursus. We gaan dieper in op het belang van voertuigbeheersing en verkeersinzicht en op de paraplufunctie die zij hebben. Daarnaast bekijken we hoe een examinator de rijprocedure moet toepassen bij de beoordeling van CBR kandidaten. De dag sluiten we af met het in groepjes maken van opdrachten. Op deze manier blader je zelf door de Rijprocedure en maak je op een actieve wijze kennis met de inhoud van de Rijprocedure.
Leerdoelen bijscholingscursus
- De rijinstructeur kan de werkingssfeer van hoofdstuk 1 en 2 en de onderlinge samenhang ten aanzien van de bediening en beheersing van het voertuig en voertuigdynamica verklaren.
- De rijinstructeur kan in de les met praktijkvoorbeelden demonstreren op welke wijze leerdoel 1 wordt toegepast in relatie tot de dagelijkse lespraktijk.
- De rijinstructeur kan de werkingssfeer van hoofdstuk 3 en de relatie tot de (dagelijkse) praktijk van het lesgeven beschrijven en verklaren.
- De rijinstructeur kan de werkingssfeer van de toepassing en de relatie tot de (dagelijkse) praktijk van het lesgeven beschrijven en verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.1 “Wegrijden” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.2 “Rijden op rechte en bochtige weggedeelten” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.3 “Gedrag nabij en op kruispunten” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.4 “Invoegen - uitvoegen” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.5 “Inhalen/zijdelings verplaatsen” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.6 “Gedrag nabij en op bijzondere weggedeelten” verklaren.
- De rijinstructeur kan hoofdstuk 3.7” Bijzondere manoeuvres” verklaren.
- De rijinstructeur kan aan de hand van het hoofdstuk “Toepassing” verklaren wat bedoeld wordt met de zgn. AEX en verklaren wat de relatie is met het praktijkexamen.
- De rijinstructeur kan aan de hand van het hoofdstuk “Toepassing” verklaren wat essentiële en niet essentiële punten van beoordeling zijn en verklaren wat de relatie is met het praktijkexamen.